In een planschadeprocedure waar het nemen van een besluit op de aanvraag al meer dan een jaar in beslag had genomen, stelde ik in februari 2017 bezwaar in tegen het besluit tot afwijzing daarvan. De adviescommissie adviseerde in juni 2017 het college om het bezwaar gegrond te verklaren. Daarna bleef het stil. In januari 2018 vond mijn cliënt het welletjes. Op grond van artikel 4:17 lid 1 Awb stelde ik het college in gebreke en deed ik een beroep op de ‘Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen’.
Beslistermijn verlengen niet meer mogelijk
Daarop kwam het college in actie. Ik ontving een brief waarin het college een beroep deed op artikel 7:10 lid 4 sub c Awb. Het doel daarvan was een verlate poging om de beslistermijn formeel uit te stellen. Op grond van vaste jurisprudentie van de Raad van State was dit echter te laat:
Anders dan het college betoogt, maakt de omstandigheid dat het college bij de brief van 30 januari 2014 de beslistermijn met zes weken heeft verlengd, niet dat de ingebrekestelling prematuur is. Op 30 januari 2014 was de in artikel 7:10, eerste lid van de Awb neergelegde beslistermijn van twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken, reeds afgelopen. Het college kan na ommekomst van de beslistermijn de termijn niet meer verlengen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2015 in zaak nr. 201403217/1/A3).
Uitstelmogelijkheid
Indien het college op grond van artikel 7:10 lid 4 sub c Awb het besluit op bezwaar uit had willen stellen, had zij hier eerder mededeling van moeten doen, zoals volgt uit artikel 7:10 lid 5 Awb. Het is immers ook vaste jurisprudentie dat als van de door de wet geboden mogelijkheid van uitstel geen gebruik gemaakt wordt, de voor het besluit geldende beslistermijn dient te worden nageleefd (ongeacht of het uiteindelijk mogelijk is om dat besluit juist te nemen). De Raad van State oordeelde hierover in 2014:
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 oktober 2012 in zaak nr. 201107422/1/A4) dient, als van de door de wet geboden mogelijkheid van uitstel geen gebruik gemaakt wordt, de voor het besluit geldende beslistermijn te worden nageleefd.
Hieruit volgt dat het college weldegelijk gehouden is om een dwangsom te voldoen.
Wettelijke rente
En hoe zit het dan met de wettelijke rente? De overheid doet er vaak wéken tot maanden over, om proceskosten en dwangsommen te betalen. Bij een verzoek tot betaling zeg ik dan ook altijd direct de wettelijke rente aan, alhoewel dit strikt genomen niet nodig is, gelet op afdeling 4.4.2 van de Awb. De overheid kan zich aan de betaling van wettelijke rente niet onttrekken, aldus de Centrale Raad van Beroep:
Appellante heeft terecht aangevoerd dat over de dwangsommen wettelijke rente verschuldigd is (Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 13 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015;1504). Uiterlijk op 4 juli 2012 had een besluit op het door appellante gemaakte bezwaar moeten worden genomen. Appellante heeft het Zorgkantoor bij brief van 28 september 2012 in gebreke gesteld. Derhalve heeft het Zorgkantoor ingevolge artikel 4:17, eerste en derde lid, van de Awb vanaf 13 oktober 2012 een dwangsom verbeurd voor ten hoogste 42 dagen, ten bedrage van € 1.260,-. De laatste dag waarover het Zorgkantoor een dwangsom heeft verbeurd, is 23 november 2012. Gelet hierop had het Zorgkantoor ingevolge artikel 4:18 van de Awb uiterlijk op 7 december 2012 bij besluit de juiste hoogte en de verschuldigdheid van de dwangsom moeten vaststellen en had het ingevolge artikel 4:87, eerste lid, van de Awb, uiterlijk op 18 januari 2013 de verbeurde dwangsom aan appellante moeten voldoen. Ingevolge artikel 4:100 van de Awb is, indien het bestuursorgaan de beschikking tot betaling van een door hem verschuldigde geldsom niet tijdig geeft, wettelijke rente verschuldigd vanaf het tijdstip waarop het in verzuim zou zijn geweest indien de beschikking op de laatste dag van de daarvoor gestelde termijn zou zijn gegeven. Hieruit volgt dat het Zorgkantoor vanaf 19 januari 2013 in verzuim was de verbeurde dwangsom te voldoen. Nu appellante op 14 februari 2014 de dwangsom van € 1.260,- heeft ontvangen is het Zorgkantoor hierover wettelijke rente verschuldigd van 19 januari 2013 tot 14 februari 2014, vermeerderd met wettelijke rente over de verbeurde wettelijke rente. Over het bedrag van de niet tijdig betaalde wettelijke rente is het Zorgkantoor gehouden wettelijke rente te voldoen tot de dag van de algehele voldoening.
Een doekje voor het bloeden
Mijn cliënt had liever een tijdig besluit op bezwaar gehad en werd niet rijk van de dwangsom, de proceskostenveroordeling en de wettelijke rente, maar alles bij elkaar dekte het precies de kosten van de bezwaarprocedure. Een doekje voor het bloeden.