Contactgegevens
Telefoon: +31 88 4104411
E-mail: info@alexadvocaten.nl
Adres: Spoorstraat 43, 6602 AW Wijchen

Home » Een paard in de tuin, een goed idee?

Een paard in de tuin, een goed idee?

Regelmatig krijg ik de vraag: ‘Mag ik een paard of pony bij mijn huis houden?’. Tot mijn verbazing ontving ik deze vraag zelfs eens van een dame die voornemens was een gewone hoekwoning binnen de bebouwde kom van een grote stad te kopen (en een paard in de tuin van 300 m² te zetten). Ook heb ik diverse geschillen behandeld over de burenrechtelijke en publiekrechtelijke aspecten van het houden van paarden of pony’s. Ik kan mij voorstellen dat de lezers van dit blad zelf landelijk wonen of cliënten hebben die in het buitengebied wonen en werken, waarbij het hobbymatig houden van deze dieren voorkomt. Deze bijdrage gaat dan ook over de juridische bijzonderheden omtrent het (hobbymatig) houden van paarden of pony’s bij een woning (voor de leesbaarheid schrijf ik hierna uitsluitend over paarden).

Is het een huisdier?

De liefde van mensen voor dieren kan ver gaan. Zo kan iemand bijvoorbeeld zeggen: ‘Andere mensen hebben een hond of een kat, sommige mensen houden zelfs reptielen, ik wil graag een paard als huisdier, dat maakt toch geen verschil?’ Voor deze mensen voelt een paard als ieder ander ‘huisdier’.

Wat zijn de omgevingseffecten van een paard?

Toch is het houden van een paard bij een woonhuis iets om goed over na te denken, omdat een paard ten opzichte van andere huisdieren meer omgevingseffecten heeft. Zo veroorzaken paarden veel meer geur (urine, mest, lichaamsgeur) en geluid (hoefgetrappel, briesen) en bijvoorbeeld stof (zeker in de droge zomermaanden). Daarnaast hebben paarden vaak een aantrekkende werking op ongedierte zoals vliegen (die op de paarden en de mest afkomen) of muizen en ratten die graag mee-eten uit de ruif of de voedertrog. Reden waarom er een grotere kans bestaat dat personen in de nabijheid van paarden hinder ervaren.

Welke regels gelden er voor het hobbymatig houden van paarden?

Besluit activiteiten leefomgeving

De Omgevingswet kwalificeert een paard of pony als een landbouwhuisdier, als deze gebruikt wordt om mee te fokken. Dit volgt uit Bijlage 1 (begrippen) bij het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Een paard dat of een pony die niet gehouden wordt om te fokken, maar enkel om te berijden of ‘voor de gezelligheid’ is in zoverre een ‘huisdier’, net als een hond of een kat.

Tijdelijk deel omgevingsplan

Het houden van een paard als huisdier is geen milieubelastende activiteit op grond van het Bal. De paar regels die gelden, zijn via de zogenaamde Bruidsschat opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Twee regels gelden altijd. De eerste regel gaat over het lozen van afvalwater (artikel 22.256 tijdelijk deel van het omgevingsplan). De tweede regel is de zorgplicht (artikel 22.44 en artikel 22.42 tijdelijk deel omgevingsplan) om – kort gezegd – te voorkomen dat de veiligheid en de gezondheid van anderen wordt aangetast door het houden van paarden. Bij 4 paarden of minder, en minder dan 3m³ mestopslag gelden verder geen regels. Vanaf 5 paarden en 3m³ mestopslag of meer, gelden wel regels voor de manier van opslaan en de afstand tot geurgevoelige objecten van derden, zie artikel 22.3.6.2 e.v. tijdelijk deel van het omgevingsplan.

Let op: de gemeente is bevoegd deze regels te wijzigen. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2024 per gemeente verschillende regels kunnen gelden.

Algemene plaatselijke verordening

Veel gemeenten hebben naast het omgevingsplan een algemene plaatselijke verordening (APV). Vanaf 1 januari 2024 moeten gemeenten bepalen welke delen daarvan thuishoren in het omgevingsplan en welke delen in een APV blijven staan. Het komt soms voor dat in een APV regels zijn opgenomen over het houden van vee binnen de bebouwde kom. De VNG had in de model-APV daarvoor een bepaling opgenomen (artikel 2:60 model-APV). Op grond daarvan kon het college plaatsen aanwijzen waarbij het verboden was om aangewezen dieren aanwezig te hebben, behoudens ontheffing. Deze bepaling ziet met name om het beschermen van de gezondheid of het voorkomen van overlast. Zoals hiervoor opgenomen, de zorgplicht van artikel 22.44 van het tijdelijk deel van het omgevingsplan, ziet daar (deels) ook op. Uit de handreiking van de VNG kan worden afgeleid dat de VNG gemeenten adviseert om bepalingen die zien op het houden van bepaalde dieren in de bebouwde kom, op te nemen in het omgevingsplan.

Past een paard bij een woonbestemming?

Hiervoor bleek al dat voor zover er regels gelden, deze in hoofdzaak terug te vinden zijn in het (tijdelijk deel van het) omgevingsplan in de vorm van rijksregels die door de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 onderdeel zijn gaan uitmaken van het (tijdelijk deel van het) omgevingsplan.

Ook bestemmingsplannen zijn door de inwerkingtreding van de Omgevingswet deel gaan uitmaken van het omgevingsplan. In bestemmingsplannen waren niet vaak regels opgenomen over het mogen houden van huisdieren bij een woonbestemming (opmerking van de auteur: alhoewel onder de Omgevingswet gesproken wordt over het toedelen van functies aan locaties in plaats van bestemmingen, is in dit artikel gekozen voor het woord ‘woonbestemming’ omdat dit woord in de gebruikte jurisprudentie voorkomt). Aangezien paarden zoals hiervoor beschreven, hinder kunnen veroorzaken, komt de vraag of het houden van paarden past binnen een woonbestemming meestal pas aan de orde als iemand daarover klaagt bij de gemeente en er een handhavingsprocedure wordt gestart. Om te weten of het houden van paarden past bij een woonbestemming, moet gekeken worden naar de handhavings-jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Hierna twee voorbeelden.

Paard past niet

In 2012 legde een gemeente op verzoek van een belanghebbende een last onder dwangsom op met betrekking tot het verwijderen van paarden van een perceel met een woonbestemming. De aanleiding voor het verzoek om handhaving blijkt niet concreet uit de uitspraak. Het geschil kwam bij de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2012:BY7298). In overweging 2.1 van de uitspraak is het volgende opgenomen:

“Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van de Afdeling van 21 december 2005, in zaak nr. 200502735/1), hangt de vraag of het houden van paarden in overeenstemming is met de woonbestemming, af van de specifieke omstandigheden van het geval. In het kader van de ruimtelijke uitstraling zijn volgens deze uitspraak onder meer de aard van de omgeving en de relatie van het perceel tot het buitengebied van belang. Daarnaast is de afmeting van het perceel van belang, zomede de afstand tot en de afmeting van de omliggende percelen.

Het perceel ligt aaneengesloten met drie andere percelen, die alle een grootte hebben van ongeveer 200 m2. De woning van [appellante] grenst aan de naburige woning en de tuin, waar de paarden worden gehouden, grenst aan de tuin van het naburige perceel. Hoewel het perceel is gelegen buiten de bebouwde kom, heeft de rechtbank gelet op het geheel van de daarbij in aanmerking te nemen omstandigheden terecht overwogen dat het houden van paarden op het perceel niet in overeenstemming is met de ter plaatse geldende woonbestemming. Dat in de omgeving ook paarden worden gehouden, zoals [appellante] betoogt, leidt niet tot een ander oordeel.”

Alhoewel de locatie buiten de bebouwde kom ligt, is de omgeving dermate dicht bebouwd, dat het houden van paarden ter plaatse niet past bij de woonbestemming.

Paard past wel

In de uitspraak van de Afdeling van 20 maart 2024 (ELCI:NL:RVS:2024:1011) speelde het volgende. Een mevrouw ondervond hinder van paarden (geluid, geur, vliegen) die door haar buren in de tuin bij een woonbestemming werden gehouden. De buren lieten ook derden paarden berijden in de op het terrein aangelegde rijbak.

In overweging 5.3.4. van de uitspraak van de rechtbank (ECLI:NL:RBNHO:2022:11057) is de feitelijke situatie omschreven:

“Het perceel is 3280 m² groot. Daarnaast heeft de derde-partij ongeveer 5600 m² grond van de gemeente en een naburige boer gehuurd en in gebruik voor de begrazing van de paarden. Het perceel van eiseres is 1192 m² groot. Het perceel op het adres [adres 5] is 507 m² groot. Het perceel op het adres [adres 6] , de [plaats 2] , is 4740 m² groot. De afstand van de paardenbak tot de omringende woningen is minimaal 65 meter en tot de omringende perceelgrenzen niet minder dan 5 meter. De afstand van de paardenstal tot de omringende woningen is minimaal 22 meter en tot de omringende perceelgrenzen minimaal 7 meter. Het perceel bevindt zich, anders dan eiseres stelt, aan een bebouwingslint in het dorp [plaats 1] . Het perceel heeft de bestemming ‘Wonen – Lint 1’ en het dorp kenmerkt zich als lintdorp door langgerekte bebouwing langs de hoofdweg en de open achtergelegen gronden. Uit de verbeelding blijkt dat [plaats 1] wordt omringd door gronden met de bestemming ‘Agrarisch’. Ook de achterzijde van het perceel grenst aan gronden met de bestemming ‘Agrarisch’.”

De Afdeling oordeelt onder 6.1 en 6.2:

“De beantwoording van de vraag of het houden van paarden in dit geval verenigbaar is met de bestemmingen “Wonen-1” en “Tuin-2” hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval. In het bijzonder is bepalend of de ruimtelijke uitstraling van het gebruik van het perceel voor paarden, gezien zijn aard, omvang en intensiteit van dien aard is dat deze planologisch gezien niet meer valt te rijmen met de door de planwetgever aan het perceel gegeven woon- en tuinfunctie. Dit volgt onder meer uit de uitspraken van de Afdeling van 14 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:629 en 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:724. Indien sprake is van bedrijfsmatig of in een omvang als ware het bedrijfsmatig houden van dieren, dan is dit in strijd met het bestemmingsplan.

De Afdeling stelt aan de hand van de zitting vast dat op het perceel ten tijde van het nemen van het besluit twee paarden werden gehouden en dat [appellant sub 1] daarna op enig moment vier paarden hield. […] De rechtbank heeft op grond van deze feiten terecht overwogen dat het hobbymatig houden van paarden past bij de voor het perceel geldende woonbestemming en de bij die bestemming behorende tuin. De rechtbank heeft daarbij mogen betrekken dat het hobbymatig houden van paarden past bij de omvang van het perceel. Het perceel grenst, net als zijn buurpercelen, aan een open agrarisch landschap. Ter onderbouwing van zijn besluit heeft het college gewezen op verschillende inspectierapporten, waarin de activiteiten met het houden van paarden op het perceel zijn beschreven. Het gaat, zoals op de zitting is toegelicht, hoofdzakelijk om de opslag van paardenmest in een aanhanger, die eens in de week dan wel twee weken wordt geleegd. Op de zitting is gebleken dat deze aanhanger ook verder van het perceel van [appellant sub 2] af kan worden geplaatst. De paarden staan in de winter op stal. In de zomer staan de paarden hoofdzakelijk in de wei achter de begraafplaats. De paarden worden bereden in de paardrijdbak. De paarden worden in de paardrijdbak of voor de stal gepoetst. De Afdeling is van oordeel dat deze activiteiten niet van een dergelijke aard, omvang of intensiteit zijn dat zij niet meer te rijmen zijn met de woonfunctie. De rechtbank heeft verder geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat de afstand tussen de stal en de woning van [appellant sub 2] zich verzet tegen het hobbymatig houden van dieren.”

Feitelijke situatie is bepalend

De feitelijke situatie is dus sterk bepalend voor de vraag of het hobbymatig houden van paarden past bij de woonbestemming. In dit geval – een woonperceel in lintbebouwing, grenzend aan agrarisch gebied – wordt het houden van paarden als passend beschouwd.

Uit de jurisprudentie kan de ‘vuistregel’ worden afgeleid dat een paard in de tuin van 300 m² bij een woonhuis in stedelijk gebied niet passend is, maar bij een woonperceel van 2.000 m² in of op de rand van het buitengebied wel.

Gebruik door derden

In de laatst besproken uitspraak zitten nog twee interessante elementen. Het eerste element betreft de vraag of gebruik door derden van het woon- en tuinperceel ten behoeve van het houden van paarden, alsnog leidt tot strijdigheid. Dat is volgens de Afdeling niet het geval. Structureel gebruik door een derde maakt volgens de Afdeling niet meteen dat er sprake is van bedrijfsmatig gebruik of een omvang als ware het bedrijfsmatig in de zin dat het niet past bij een woon- en tuinbestemming (zie overweging 7.1).

Onaanvaardbare hinder

Het tweede element betreft het beroep van de appellant op onaanvaardbare hinder. Dit beroep is gebaseerd op artikel 7.22 Bouwbesluit. Dit artikel is een restbepaling die door het bevoegd gezag kan worden toegepast, indien naar zijn oordeel optreden tegen het gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein vanwege gevaarzetting, dreigende aantasting van de volksgezondheid of overmatige hinder noodzakelijk is en meer specifieke bepalingen geen soelaas bieden (ECLI:NL:RVS:2020:3005, overweging 7). Deze bepaling is niet overgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving, maar maakt als artikel 22.18 van rechtswege deel uit van het tijdelijk Omgevingsplan (via de Bruidsschat). Dit betekent dat de algemene rechtsregel die landelijk van toepassing was, nu in het omgevingsplan is opgenomen. De gemeente is bevoegd om met betrekking tot het onderwerp maatwerkvoorschriften te stellen.

Bij een beroep op artikel 7.22 Bouwbesluit / 22.18 (tijdelijk deel van het) omgevingsplan is het aan het college om vast te stellen of er sprake is van overmatige hinder als in het artikel bedoeld. Uit de uitspraak blijkt dat het college controles heeft gehouden, waaruit niet is gebleken van (overmatige) geur, geluid of vliegen.

Onrechtmatige hinder

Hiervoor is met name het publiekrechtelijke kader besproken dat van toepassing is op het houden van paarden bij een woonbestemming. Ook het privaatrecht is van belang (artikel 5:37 BW, onrechtmatige hinder). Alhoewel  geen uitspraken zijn gevonden waarbij de ene buur de andere aansprakelijk heeft gesteld op grond van onrechtmatige hinder vanwege paarden, zijn dergelijke uitspraken wel te vinden als het gaat om kraaiende hanen, blaffende honden en overstekende katten.

Artikel 5:37 BW luidt als volgt:

“De eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 162 van Boek 6 onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun.”

In artikel 6:162 BW is onder meer bepaald dat het dient te gaan om een toerekenbare onrechtmatige daad en dat als onrechtmatige daad ook wordt aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Bij de beantwoording van de vraag of de toegebrachte hinder onrechtmatig is, dient behalve naar de wettekst, ook gekeken te worden naar de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Daarbij geldt in het algemeen dat buren vanwege de omstandigheden ter plaatse het één en ander van elkaar moeten verdragen. Hinderlijk gedrag is dus niet zonder meer onrechtmatig.

Uit de civiele rechtspraak over de hiervoor genoemde dieren volgt dat de civiele rechter net als de bestuursrechter kijkt naar wat feitelijk passend is bij een woonbestemming, gelet op de afmetingen van tuinen, de nabijheid van andere woningen en dergelijke.

Conclusie

Voor wie maximaal 4 paarden wil houden voor eigen gebruik bij een woning, gelden nauwelijks regels. Een snelle blik op het omgevingsplan en op de APV volstaat. In veel gevallen is daarin voor het hobbymatig houden van paarden niets noemenswaardigs geregeld. Dat betekent niet dat het houden van paarden bij een woning zonder meer een passende activiteit is bij een woonbestemming.

Vanwege de omgevingseffecten van het houden van paarden, hangt het sterk af van de feitelijke situatie ter plaatse en de afstand tot omliggende woonfuncties van derden of het past bij een woonbestemming. In veel gevallen wordt dus niet vooraf door middel van een omgevingsvergunning of een formele toetsing bepaald of het houden van paarden is toegestaan. Als paarden hinder veroorzaken, kunnen derden wel bij de gemeente verzoeken om tot handhaving over te gaan. Ook de civiele rechter kan hierin een rol vervullen.

Kijk bij het voornemen om hobbymatig paarden te gaan houden, niet alleen naar de eigen woonlocatie, maar heb ook oog voor de directe leefomgeving. De liefde voor het eigen (huis)dier, kan maken dat men geen oog heeft voor de hinder die anderen daarvan kunnen ervaren.

Caren Schipperus

Eerdere blogs kun je hier (2024) en hier (2021) teruglezen.

Contact opnemen

Naam
We reageren zo spoedig mogelijk, tijdens kantooruren.