Wat zijn de praktische problemen van geurhinder bij recyclingbedrijven?
In deze tweede blog van mijn afstudeeronderzoek ga ik de praktische problemen van geurhinder bij recyclingbedrijven uiteenzetten. Ook zal ik bij elk praktisch probleem een voorbeeld geven in hoeverre het een rol speelt bij de beoordeling van een vergunning.
Het meten van geur
Geur wordt door iedereen verschillend ervaren. Veel mensen zullen de geur die afval(verwerking) van recyclingbedrijven produceert, als hinderlijk ervaren. Er zijn meerdere methoden om geur te meten. De methoden zijn afhankelijk van de situatie.
Bronmeting
Bij een standaard bronmeting wordt er een zak lucht uit de schoorsteen van een geurveroorzakend recyclingbedrijf getrokken. Deze meting zegt echter niet veel over hoe de geurhinder wordt beleefd bij woningen.
E-nose
De e-nose werd geïntroduceerd als een wondermiddel op geurhinderproblemen op te lossen.[1] De e-nose is een combinatie van sensoren die wijzigingen in de luchtsamenstelling kan waarnemen en die informatie draadloos naar een server kan sturen.
Snuffelmeting
Wanneer standaardmetingen niet voldoende zijn, kunnen snuffelmetingen een andere goede methode zijn. Bij snuffelmetingen gaan mensen met een ‘’gecertificeerde’’ neus op systematische wijze in de buurt ruiken waar geuroverlast is gemeld. Bij snuffelmetingen wordt geur geobjectiveerd door op een punt (waar sprake is van geurhinder) iedere tien seconden te noteren of er wel of niet sprake is van geur. Wanneer dit op de goede manier gebeurt, kunnen er getallen aan worden gekoppeld en daardoor conclusies aan worden verbonden. Wanneer buurtbewoners bijvoorbeeld gelijktijdig wordt gevraagd naar hun hinderbeleving, is het mogelijk die beleving van geurhinder te verenigen met de snuffelmetingen.
Kortom: er is niet één feitelijke manier om geurhinder van afvalverwerkingsbedrijven waar te nemen. De snuffelmethode lijkt in meeste gevallen wel het best toepasbaar.
Rechtspraak
Geur in de vergunning
Een voorbeeld van de rol van geur in de vergunning is terug te vinden in een uitspraak van de rechtbank Gelderland.[2] De zaak gaat over een omgevingsvergunning voor het veranderen van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Eisers stelden dat er niet werd voldaan aan het ‘aanvaardbare geurhinderniveau’. Ze ondervonden regelmatig geurhinder van de rioolwaterzuivering en ze vreesden dat de geurhinder door de uitbreiding zal toenemen.
Aan de veranderingsvergunning is een geuronderzoek ten grondslag gelegd. In dit onderzoek is geconcludeerd dat de geuremissie gering afneemt met ongeveer 1 % ten opzichte van de vergunde situatie. Ook de geurbelasting neemt zeer gering af met circa 0,01 – 0,02 ouE/m³ als 98 percentielwaarde.
Omdat de eisers de uitkomsten van het geuronderzoek niet voldoende gemotiveerd betwist hebben, ziet de rechtbank geen aanleiding om het geuronderzoek als onjuist te beschouwen. Het geuronderzoek (het meten van geur) speelt dus een rol in de beoordeling van een vergunning want het geuronderzoek bepaalt of de geuremissie afneemt of toeneemt.
Gezondheidsgevolgen
Het belangrijkste praktische probleem dat volgt uit geurhinder van recyclingbedrijven zijn de gezondheidsgevolgen. Geur komt via diverse bronnen en manieren onze leefomgeving binnen. Wanneer mensen een bepaalde geur ervaren als bedreigend of onaangenaam, hindert dit het welbevinden van mensen in hun de dagelijkse bezigheden. De lichamelijke klachten die mensen kunnen overhouden aan geurhinder zijn hoestbuien, hoofdpijn, benauwdheid en misselijkheid. Deze lichamelijke klachten zouden kunnen leiden tot maagklachten, slapeloosheid en zelfs angst en depressie.
Mestverwerkingsinstallatie
Het voorbeeld van het gezondheidsargument dit argument is terug te vinden in een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant.[3] . In de uitspraak is beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning voor een mestverwerkingsinstallatie. De eisers maken zich zorgen om hun gezondheid, niet alleen vanwege de verspreiding van geur, maar ook vanwege de verspreiding van eventuele ziekteverwekkende micro-organismen.
Voorzorgsbeginsel
De vergunningverlener heeft het RIVM en de Wageningen Universiteit onderzoek laten uitvoeren naar de gezondheidsrisico’s vanwege de mestverwerkingsinstallatie. Uit dat rapport blijkt dat er geen aanwijzingen zijn dat mestverwerkingsinstallaties een bron zijn voor uitbraken van infectieziekten. Pas als er indicaties zijn dat een activiteit een risico voor de volksgezondheid zou kunnen hebben, zal het bevoegd gezag, mede gelet op het voorzorgsbeginsel[4], moeten onderzoeken of de mogelijke negatieve effecten op de volksgezondheid zodanig ernstig kunnen zijn, dat hierin aanleiding is gelegen om de vergunning te weigeren. De gezondheidsgevolgen kunnen dus leiden tot een weigering van de vergunning en spelen dus een rol in de vergunningverlening.
Maatwerkvoorschriften
Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften opleggen aan recyclingbedrijven om geurhinder (zoveel mogelijk) te voorkomen. Maar dit kan in de praktijk (nog steeds) niet altijd leiden tot een aanvaardbaar hinderniveau (van geur).
Zeven van grond
In 2009 oordeelde de hoogste bestuursrechter [5] over een besluit waarbij maatwerkvoorschriften waren toegevoegd aan een verleende vergunning voor een inrichting voor het bewerken en het op- en overslaan van bouw- en sloopafval, bedrijfsafval, grof huishoudelijk afval en grond in de omgeving van Dongen. Voorgeschreven werd het aanbrengen van een elektronische windsensor die bepaalde zeven (voor groenafval) automatisch uitschakelde bij bepaalde windrichtingen. Ook mocht het laden van de gezeefde grond bij bepaalde windrichtingen niet plaatsvinden.
Appellant stelde dat deze voorschriften ten onrechte geen bescherming boden tegen geurhinder in een gedeelte van de bebouwde kom van Dongen. Volgens de rechter was onvoldoende duidelijk of de klachten alle of voor het merendeel aan het zeven van grof groenafval konden worden toegeschreven. Uit deze uitspraak blijkt dat geur ook hier een rol speelt bij de vergunning en dat het beheersen ervan of het aantonen van de klachten, lastig is.
Verstoorde relatie en reputatieschade
Wanneer er sprake is van (langdurige) geurhinder van recyclingbedrijven kan dit leiden tot een verstoorde relatie met de omwonenden en reputatieschade.
Aanvaardbaarheid
Hier komt de zaak over de mestverwerkingsinstallatie terug[6]. De aanvraag en besluitvorming over de mestverwerkingsinstallatie leidde tot veel onrust in de omgeving. Veel mensen stelden beroep in tegen de vergunning. De rechter betwijfelde of de maatschappij de vestiging van een mestverwerkingsinstallatie wel aanvaardbaar vond.
Maatschappelijke onrust
Het is volgens de rechter echter niet aan de maatschappij om hierover te beslissen. Dat moet de vergunningverlener doen. De vergunningverlener kan de maatschappelijke onrust wegnemen door een transparante en overzichtelijke besluitvorming. De relatie tussen omwonenden speelt dus een rol in de vergunning. De maatschappelijke onrust kan worden weggenomen door een transparante en overzichtelijke besluitvorming. Hier kan ook het bedrijf zelf een belangrijke bijdrage aan leveren.
Conclusie
Uit de voorbeelden die ik heb genoemd blijkt dat er praktische problemen van geurhinder zijn (met betrekking tot afvalverwerkingsbedrijven) en dat deze een rol spelen in de beoordeling van een vergunning.
Wil je meer weten over geurhinder bij recyclingbedrijven? Neem dan contact op met mijn stagebegeleider, Caren Schipperus
Luc van de Sant, student HBO Rechten aan de HAN
[1] Port of Rotterdam, ‘E-noses’.
[2] ECLI:NL:RBGEL:2019:1071
[3] ECLI:NL:RBOBR:2017:4560
[4] Het voorzorgsbeginsel houdt in dat de overheid maatregelen kan nemen als er gegronde redenen zijn om te vrezen dat activiteiten negatieve gevolgen kunnen hebben
[5] ECLI:NL:RVS:2008:BF3889
[6] ECLI:NL:RBOBR:2017:4560