“Wie wat vindt, mag het houden?”
Regelmatig maak ik akten of overeenkomsten voor projectontwikkelaars die grond kopen van boeren voor woningbouw of andere – niet agrarische – bestemmingen. Onlangs kreeg ik het verzoek om in een koopovereenkomst een bepaling op te nemen dat in het geval bij het bouwrijp maken een schat zou worden gevonden de boer recht heeft op de helft van de waarde.
Dit verzoek was aanleiding voor mij om onderzoek te doen naar hoe de wet nu precies in elkaar zit met een vondst, schatvinding, toevalsvondsten en archeologische vondsten.
Spoiler alert:
Het antwoord op de vraag of een vinder het gevondene mag houden is zoals een goed jurist betaamt: “Het hangt af van de omstandigheden van het geval.”
In deze (lange) blog zal ik uitleggen hoe de wet- en regelgeving in elkaar zit, mede aan de hand van oude spreekwoorden of gezegden en voorbeelden uit de praktijk.
“Zoekt en gij zult vinden”
Er zijn verschillende manieren waarop iemand iets kan vinden. Het kan ‘passief’ gebeuren, men maakt een wandeling of verricht graafwerkzaamheden en komt daarbij iets tegen dat iemand verloren is of heeft weggestopt. De wet noemt dit onbeheerd achtergelaten zaken. Het kan ook zijn dat er bewust gezocht wordt naar vondsten, bijvoorbeeld door schatzoekers, amateurarcheologen die met een metaaldetector door het veld struinen of gecertificeerde archeologen.
De manier van vinden (wie, hoe, waar, welke omstandigheden) speelt een rol bij de juridische rechten en plichten.
Te bespreken onderwerpen
Hierna bespreek ik eerst de regels voor het vinden van onbeheerde zaken, daarna de regels voor schatvinding, de regels die gaan over archeologische vondsten en archeologische toevalsvondsten. Ik sluit af met enkele tips voor de ontwikkelingspraktijk.
Het vinden van onbeheerde zaken (vondst)
“Gevonden goed is voor de koning” was vroeger een regel, maar tegenwoordig bepaalt de wet wie eigenaar wordt.
Het Burgerlijk Wetboek (BW)[1] zegt dat iemand die een onbeheerde zaak vindt en onder zich neemt, verplicht is om snel van de vondst aangifte te doen bij de gemeente. Men mag de vondst in bewaring geven bij de gemeente. Als de vinder kan vaststellen wie de eigenaar is of wie namens de eigenaar zou kunnen handelen, dan behoort men de vondst meteen bij die persoon af te geven.
De gemeente heeft het recht om bepaalde vondsten te vorderen.[2] Wie bijvoorbeeld zaken vindt die behoren tot de kleding, uitrusting en wapening van de krijgsmacht, moet deze aan de gemeente afgeven.[3]
Als het niet duidelijk is wie de eigenaar is en als het geen zaak is die afgegeven moet worden, dan mag men de vondst onder zich houden totdat de eigenaar zich meldt. In dat geval moet de vinder de vondst wel goed bewaren en zo nodig onderhouden.[4]
Als de vinder een vondst met een waarde van minder dan € 450,= niet onder zich heeft gehouden, maar heeft afgegeven aan de gemeente, dan is de gemeente na drie maanden bevoegd deze niet-waardevolle zaken te verkopen of te laten vernietigen.
Eigenaar
Als een vinder de vondst netjes heeft aangegeven en een jaar in zijn bezit heeft gehad, dan mag de vinder zich eigenaar van de vondst noemen.[5]
Kostenvergoeding / vindersloon
Als de eigenaar zich wel tijdig meldt, dan heeft de vinder recht op een vergoeding van de kosten die de vinder als zaakwaarnemer heeft gemaakt.[6] Daarnaast heeft de vinder recht op een redelijk vindersloon. Het gezegde “De eerlijke vinder looft men zeer, maar geeft men niets.”, gaat dus niet op.
Plastic zak met geld
In een tot de verbeelding sprekende zaak uit 2010 oordeelde de rechtbank over wie de juridische vinder was van een plastic zak met geld. Deze zak geld werd gevonden door een graafmachinist bij het uitvoeren van werkzaamheden op het terrein van iemand anders (de grondeigenaar). Lang verhaal kort: de graafmachinist was de vinder en hij mocht (uiteindelijk) het geld houden (en niet de grondeigenaar).[7]
“Niet alles is goud wat er blinkt”
Het vinden van een verborgen schat
Ik geniet altijd van nieuwsberichten over gevonden muntschatten, zoals eind januari 2025 de vondst van Romeinse en Britse munten. Dat een piepende metaaldetector niet duidt op een bierdopje of een oude kogel, maar op blinkende munten.
Een schat is volgens de wet[8] een zaak van waarde die zolang verborgen is geweest dat daardoor de eigenaar niet meer kan worden opgespoord. Het niet meer kunnen vinden van de eigenaar en het verborgen karakter duiden erop dat veel schatten vaak van aanzienlijke ouderdom kunnen zijn.
Een schat komt in gelijke delen toe aan de ontdekker en aan de eigenaar van de onroerende of roerende zaak waarin de schat is aangetroffen.[9] Het maakt niet uit of de vinder moeite heeft gedaan om de schat op te sporen. Of iemand nu door middel van een schatkaart ‘met het kruisje’ uit tekenfilms, door middel van grondig archiefonderzoek of door een toevallige samenloop van omstandigheden een schat vindt, dat maakt niet uit. In alle gevallen is hij of zij de vinder. Deze persoon heeft recht op de helft van de gevonden schat (tenzij de schat in eigen bodem wordt aangetroffen, dan is men volledig eigenaar).
“De beste schatten liggen verborgen.”
De scheidslijn tussen ‘een onbeheerde zaak’ en een ‘schat’ kan niet altijd scherp getrokken worden. Vermoedelijk speelt de ouderdom een belangrijke rol. Gevoelsmatig speelt ook de waarde een rol. Iets wordt sneller in de volksmond als een schat geduid, als er sprake is van een (in geld) waardevolle zaak.
“Een verborgen schat is een verloren schat”
… en daarom moet de vinder de vondst van een schat wel melden bij de gemeente. Als het onduidelijk is wie de rechthebbende is tot de schat, kan de gemeente vorderen dat de schat aan haar in bewaring moet worden gegeven.
Archeologische vondsten
Op archeologische vondsten is de Erfgoedwet van toepassing.
Een archeologische vondst is “een overblijfsel, voorwerp of ander spoor van menselijke aanwezigheid in het verleden afkomstig van een archeologisch monument”.
Een archeologisch monument is“een terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen”.
Cultureel erfgoed is “uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden”.[10]
Een archeologische vondst kan van waarde zijn (zoals een zak met geld of de gevonden Romeinse munten), maar het kan ook om voorwerpen of sporen gaan waarvan de waarde niet in geld is uit te drukken.
Bodemarchief
Erfgoedwet heeft als doel het zoveel mogelijk behouden van archeologisch erfgoed in de bodem. De gedachte is dat deze manier van bewaren toekomstige generaties in staat te stelt het bodemarchief in zijn oorspronkelijke vorm te raadplegen. Het opgraven van archeologische monumenten is dus de uitzondering op de regel.
Omgevingswet
Op grond van de Omgevingswet moet de gemeente bij het vaststellen van een omgevingsplan rekening houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed.[11]
Veel omgevingsplannen (voorheen: bestemmingsplan) hebben een dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” of vergelijkbaar voor delen van het grondgebied van een gemeente. Een veelvoorkomende regel in een omgevingsplan luidt als volgt:
“De voor Waarde – Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem.
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden, waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.”
Als er sprake is van een nieuwe ontwikkeling (als bijvoorbeeld een agrarische functie verdwijnt ten bate van woningbouw) dan zal de gemeente vaak verlangen dat de projectontwikkelaar archeologisch onderzoek doet om vast te stellen wat er ter plaatse op archeologisch gebied eventueel kan worden verwacht.
Opgravingsverbod (en uitzonderingen)
Dat onderzoek mag de projectontwikkelaar niet zelf doen. Alleen onderzoeksbureaus die beschikken over een certificaat[12] zijn bevoegd om onderzoek te doen naar cultureel erfgoed en in dat kader de bodem te verstoren en opgravingen te doen. Dit noemt men ook wel het opgravingsverbod.
“Men vindt geen parels op het droge.”
Anders dan de hiervoor genoemde vondst van onbeheerde zaken en schatten is het voor cultureel erfgoed dat wordt aangetroffen bij archeologisch onderzoek expliciet verboden om deze op te graven (tenzij het noodzakelijk is in verband met de ontwikkeling).
Op grond van het Besluit Erfgoedwet archeologie mogen amateur archeologen (onder voorwaarden) met een metaaldetector aan de slag op bijvoorbeeld de akker van een boer. Daarbij mogen zij niet dieper graven dan 30 cm onder het landoppervlak.[13] Ook verenigingen die het behouden en beoefenen van archeologie als statutair doel hebben, mogen in bepaalde gebieden opgravingen doen.[14]
Eigendom van archeologische vondsten
Wordt er tijdens archeologisch onderzoek (door een gecertificeerd bureau, een persoon met een metaaldetector of een vereniging) een archeologische vondst gedaan waarop niemand het recht van eigendom kan bewijzen, dan is de vondst eigendom van de provincie waar de vondst is aangetroffen of van de gemeente als die beschikt over een depot, dan wel de Staat.[15]
Toegepast op de praktijk
In mijn voorbeeldcasus moet de projectontwikkelaar op basis van het geldende of ten behoeve van het nog vast te stellen omgevingsplan aan een gecertificeerd bureau opdracht geven om archeologisch onderzoek te doen. Doet dat bureau een archeologische vondst, dan is deze vondst eigendom van de provincie of de gemeente. De vondst van een buidel met Romeinse munten is in dat geval een archeologische vondst.
Archeologische toevalsvondsten
Als er geen archeologisch onderzoek wordt gedaan, maar bij het bouwrijp maken stuit de graafmachinist bij toeval op een archeologische vondst, dan is het een archeologische toevalsvondst. Daarop zijn de regels van schatvinding van toepassing. Wel moet een archeologische toevalsvondst gedurende een half jaar door de vinder beschikbaar worden gehouden voor onderzoek. Het zal er vanaf hangen of de toevalsvondst waardevol is, of de graafmachinist belang heeft bij het houden van de vondst.
Wel of niet contracteren over vondsten?
Over archeologische vondsten die gedaan worden tijdens archeologisch onderzoek, hoeft men geen contractuele afspraken te maken. Op grond van de Erfgoedwet komen archeologische vondsten aan de overheid toe.
De projectontwikkelaar kan met het onderzoeksbureau wel afspreken dat als deze waardevolle onbeheerde zaken of een schat vindt tijdens het archeologisch onderzoek, dat men dan gehouden is deze over te dragen aan de grondeigenaar (voor zover de vondsten archeologisch geen waarde hebben).
Over de vondst van onbeheerde zaken of schatten buiten archeologisch onderzoek, kunnen de boer en de projectontwikkelaar wel afspraken maken. Over het vinden van een schat kunnen zij bijvoorbeeld afspreken dat als de projectontwikkelaar of de graafmachinist na de eigendomsoverdracht een schat vindt, dat de projectontwikkelaar diens aandeel in daarin zal delen met de boer. In dit verband kan de projectwikkelaar overwegen om met (het bedrijf van) de graafmachinist af te spreken dat als deze een onbeheerde zaak of schat vindt, deze geheel aan de grondeigenaar toekomt.
Als projectontwikkelaar zou ik overigens aansluiten bij de beroemde overweging van de Hoge Raad in het arrest “Kantharos van Stevensweert” (1959):
“Naar redelijke, in het verkeer gangbare opvatting [geeft] degene die een hem toebehorende zaak tegen een overeengekomen contraprestatie van de hand doet, daarmede de kans prijs dat de zaak achteraf zal blijken hoedanigheden te bezitten waaraan hij ten tijde van den verkoop geen vermoeden kon hebben.”
Zo beschouwd is er voor het contracteren over onbeheerde zaken, schatten en archeologische toevalsvondsten geen aanleiding en past men (gewoon) het geldend recht toe.
Caren Schipperus
[1] Artikel 5:5 lid 1 sub a BW
[2] Op grond van artikel 5:5 lid 1 sub c BW.
[3] De bevoegdheid daarvoor is neergelegd in het Besluit gevonden voorwerpen.
[4] Dit volgt uit artikel 6:199 BW (zaakwaarneming).
[5] Dit volgt uit artikel 5:6 BW.
[6] Artikel 5:10 BW en artikel 6:200 BW.
[7] Dit vonnis is door Schraven besproken in LTB 2012/3.
[8] Artikel 5:13 lid 2 BW
[9] Artikel 5:13 lid 1 BW
[10] Artikel 1.1 Erfgoedwet.
[11] Dit volgt uit artikel 5.130 lid 1 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
[12] Artikel 5.1 Erfgoedwet.
[13] Artikel 2.2 van het Besluit Erfgoedwet archeologie.
[14] Artikel 2.3 van het Besluit Erfgoedwet archeologie, onder voorwaarden.
[15] Artikel 5.7 aanhef, onder a, b en c Erfgoedwet.