Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet spreken we niet langer over ‘planschade’.[1] Iemand die schade leidt als gevolg van een planologische ontwikkeling, moet nu een verzoek indienen tot toekenning van nadeelcompensatie (“schadevordering”). Er is meer veranderd dan alleen een naam. Projectontwikkelaars moeten opletten. Waarop precies, dat leg ik uit in deze blog aan de hand van een concrete casus.[2]
Van planschadeverhaalsovereenkomst…
Het is gebruikelijk dat projectontwikkelaars een ‘planschadeverhaalsovereenkomst’ sluiten met de gemeente bij medewerking aan een bestemmingswijziging of een omgevingsvergunning. Nu heet zo’n overeenkomst een schadevergoedingsovereenkomst.[3] Op basis van deze overeenkomst kunnen gemeenten schadevorderingen doorleggen naar de projectontwikkelaar.
… naar schadevergoedingsovereenkomst
Onlangs werd mij een concept schadevergoedingsovereenkomst onder werking van de Omgevingswet ter beoordeling voorgelegd. Daarin was schadevergoeding gedefinieerd als:
Vergoeding van schade als bedoeld in artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 15.1 van de Omgevingswet.
De projectontwikkelaar moest de schade te ramen en de geraamde schadevergoeding storten op de bankrekening van de gemeente. Het niet uitbetaalde bedrag, zou worden terugbetaald na afloop van de termijn van artikel 4:131 lid 1 Awb.[4] Deze termijn was ook de einddatum van de overeenkomst.
Verjaringstermijn
De termijn als bedoeld in het wetsartikel is een verjaringstermijn. Na afloop van de verjaringstermijn is de gemeente bevoegd (en niet verplicht) om de vordering tot nadeelcompensatie af te wijzen op grond van verjaring.
Het is de verjaringstermijn waarop projectontwikkelaars alert moeten zijn. Onder de Wro[5] gold een vaste verjaringstermijn van 5 jaar. Deze ging lopen de dag nadat het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning[6] onherroepelijk werd. Dat is nu veranderd. De wetgever heeft de verjaringsregels in het publiekrecht voor alle schadevorderingen gelijk willen trekken.
Hoofdregel
Er wordt nu aangesloten bij de hoofdregel voor verjaringen die al lang bestaat in het civiele recht.[7] De hoofdregel houdt in dat de verjaringstermijn gaat lopen 5 jaar nadat de benadeelde met de schadeoorzaak en de aansprakelijke partij bekend is. In ieder geval verjaart de vordering door verloop van 20 jaar na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt.
Let op:
Dit betekent dat een schadevordering (voorheen: planschadeclaim) nu in beginsel een lange verjaringstermijn van 20 jaar kent!
De schadevergoedingsovereenkomst die de projectontwikkelaar aan mij ter beoordeling voorlegde, heeft dus een looptijd van 20 jaar. Het geraamde bedrag aan te betalen schadevergoeding staat mogelijk 20 jaar op de rekening van de gemeente.
Drie voorwaarden
Er zijn dus drie voorwaarden die gelden waaraan voldaan moet zijn bij een beroep op verjaring: een benadeelde moet bekend zijn met de schadeoorzaak en de aansprakelijke partij.[8] Ik zal op niet veel aandacht besteden aan de aansprakelijke partij. Ik besteed in deze blog vooral aandacht aan de schadeoorzaak en de bekendheid.
De schadeoorzaak (de gebeurtenis)
De schadeoorzaak kan een besluit zijn (de omgevingsvergunning), maar dat hoeft niet altijd. De schadeoorzaak kan ook het moment zijn waarop daadwerkelijk een (bouw)activiteit wordt uitgevoerd. Ik licht dat toe.
Omgevingsplan
In een omgevingsplan kan worden bepaald welke omgevingsplanactiviteiten wél en welke niet omgevingsvergunningplichtig zijn.
Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de bouw van een woning juist wel of juist niet een vergunningsplichtige omgevingsplanactiviteit is. Als de bouw van een woning op grond van een omgevingsplan vergunningplichtig is, dan heet zo’n vergunning een binnenplanse omgevingsvergunning (voor een omgevingsplanactiviteit, om precies te zijn).
Buitenplanse omgevingsvergunning
Het is ook mogelijk dat voor een woningbouwproject geen omgevingsplan wordt vastgesteld, maar een buitenplanse omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit wordt verleend. Dit wordt ook wel een “bopa” genoemd.
Zowel bij de binnenplanse als bij de buitenplanse omgevingsvergunning, is sprake van een besluit.
Schadeveroorzakend besluit
Als een omgevingsvergunning tot schade leidt (waardevermindering van een naastgelegen woning), dan geldt de omgevingsvergunning als schadeveroorzakend besluit. De verjaringstermijn van 5 jaar gaat niet eerder gaat lopen dan het moment waarop het besluit (de omgevingsvergunning) onherroepelijk is geworden.
Let op:
Mijns inziens volgt uit de wet daarmee niet dat de vordering 5 jaar na het onherroepelijk worden van het besluit, verjaart!
Vergunningvrije (bouw)activiteiten
Als in het omgevingsplan is bepaald dat de bouw van woningen mag zonder vergunning, dan moet men de start van de bouw melden bij de gemeente. De gemeente moet dit publiceren (“kennisgeving”). De dag na de kennisgeving wordt een benadeelde geacht bekend te zijn geworden met de schade en de voor de besluit verantwoordelijke bestuursorgaan. In dat geval start de verjaringstermijn van 5 jaar.[9]
Let op:
Als de bouwactiviteit niet wordt gemeld, dan begint de verjaringstermijn van 5 jaar niet te lopen. Dit betekent dat als in een omgevingsplan is bepaald dat de bouw van woningen vergunningvrij is, en de bouw niet wordt gemeld, de verjaringstermijn van 20 jaar loopt.
In het worst case scenario sluit een projectontwikkelaar met een gemeente een schadevergoedingsovereenkomst, wordt een omgevingsplan vastgesteld waarin voor het bouwen van woningen géén omgevingsvergunning verplicht is en verzaakt de koper van een bouwkavel de start van de bouw te melden bij de gemeente. De verjaringstermijn van 5 jaar begint dan niet officieel te lopen. De verjaringstermijn van 20 jaar loopt wel.
Wanneer begint de verjaringstermijn nu te lopen?
De wet zegt alleen wanneer – voor de verjaringstermijn van 5 jaar – sprake is van een schadeveroorzakend besluit. Namelijk als het besluit onherroepelijk is geworden.
De bekendheid
Daarmee is de voorwaarde voor het aanvangen van de verjaringstermijn nog niet vervuld, namelijk het moment van bekendheid met de schadeveroorzakende gebeurtenis (en het verantwoordelijke bestuursorgaan).
Het is opvallend dat alléén voor situaties waarin sprake is van een kennisgeving (zoals hiervoor toegelicht), is vastgelegd wanneer er sprake is van bekendheid. Nergens in de Omgevingswet of daarop gebaseerde regelingen staat dat het onherroepelijk worden van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning moet worden gepubliceerd.
Civiele rechtspraak
Wanneer is iemand bekend met de schade en de aansprakelijke partij? In rechtspraak over verjaringskwesties van de civiele rechter, is geoordeeld dat het erom gaat dat de benadeelde daadwerkelijk bekend is met de schade en de aansprakelijke persoon. Een benadeelde moet in staat zijn om een schadevordering in te stellen.
Bestuursrechter?
De bestuursrechter oordeelt over een schadevordering die het gevolg zijn van een omgevingsplan of omgevingsvergunning. Het is voorstelbaar dat een bestuursrechter niet snel zal oordelen dat de schadevordering van een burger jegens de overheid verjaard is, als een burger stelt dat hij met het besluit niet bekend was.
Als de bouw gedurende de looptijd van de verjaring wel feitelijk is uitgevoerd, zou dat een aanwijzing kunnen zijn voor de bekendheid van de burger met de schadeveroorzakende gebeurtenis. We zullen de rechtspraak hierover moeten afwachten.
Kortom, ook bij besluiten moet dus rekening worden gehouden met de verjaringstermijn van 20 jaar, gerekend vanaf de datum waarop het besluit onherroepelijk is geworden.
Tips voor de praktijk:
- Maak goede afspraken over de looptijd van de schadevergoedingsovereenkomst!
- Laat de gemeente het onherroepelijk worden van een omgevingsplan en omgevingsvergunning publiceren. Het is denkbaar dat een rechter voor het moment van ‘bekendheid zijn met’ aansluiting zoekt bij hetgeen daarover is bepaald met betrekking tot de kennisgeving van de start bouw.
- Te overwegen is mogelijke benadeelde personen actief te informeren met een aangetekende brief over het onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning of de start bouw. Het nadeel hiervan is dat zij mogelijk hierdoor getriggerd worden om juist een verzoek tot nadeelcompensatie in te stellen.
Wil je hier meer over weten of heb je nog vragen? Ik help je graag.
[1] Dit geldt voor ruimtelijke besluiten die genomen worden na 1 januari 2024 waarvan de ruimtelijke procedure ook pas in 2024 is gestart. Omdat kort voor de jaarwisseling veel ontwerpbestemmingsplannen (onder de Wro) ter visie zijn gelegd, zullen deze pas in 2024 worden vastgesteld en – als er beroep wordt ingesteld – pas veel later onherroepelijk worden.
[2] Disclaimer: deze blog is geschreven met als doel algemene informatie te verschaffen aan de geïnteresseerde lezer. Het is geen juridisch advies in een concreet geval. De Omgevingswet is nieuw, omvangrijk en er zijn tal van ontwikkelingen gaande. Er is nog maar beperkt literatuur over het onderwerp voorhanden. Er is over het onderwerp van deze blog nog geen rechtspraak beschikbaar.
[3] Artikel 13.3c Omgevingswet.
[4] Artikel 4:131 Awb bepaalt:
1. Het bestuursorgaan kan de aanvraag afwijzen indien op het tijdstip van de aanvraag vijf jaren zijn verstreken na aanvang van de dag na die waarop de benadeelde bekend is geworden zowel met de schade als met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijke bestuursorgaan, en in ieder geval na verloop van twintig jaren nadat de schade is veroorzaakt.
2. Indien een aanvraag betrekking heeft op schade veroorzaakt door een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, vangt de termijn van vijf jaren niet aan voordat dit besluit onherroepelijk is geworden.
[5] Artikel 6.1 lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening.
[6] Indien sprake was van een artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wabo-procedure.
[7] Artikel 3:310 Burgerlijk Wetboek.
[8] Dit komt omdat ik er vanuit ga dat als men bekend is met de schadeoorzaak, men over het algemeen het onderliggende omgevingsplan of de omgevingsvergunning wel boven water zal krijgen. Daarin staat ook het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Anders dan in het civiele recht is mijn verwachting dat er over sec dit aspect niet veel discussie zal ontstaan.
[9] Artikel 15.4 Omgevingswet