Een paar dagen voor de start van de Grand Prix van Zandvoort, heeft de voorzieningenrechter besloten om de natuurvergunning[1] die de Provincie Noord Holland heeft verleend voor het evenement, niet te schorsen.
De vergunning is nog niet onherroepelijk, omdat de rechter nog wacht op een deskundigenonderzoek naar aanleiding van de argumenten die MOB heeft opgeworpen, tegen de verleende vergunning.
Belangenafweging
Bij een schorsingsverzoek is het gebruikelijk dat de rechter belangen afweegt. De rechter overweegt het volgende:
Tegenover het evident te billijken belang van verzoekster gelegen in het natuurbelang, meer in het bijzonder het voorkomen van ecologische schade aan het naastgelegen Natura 2000-gebied, staat in dit geval het grote financiële belang van CZ bij het doorgaan van de F1.
[…]
Wat hiervan verder ook zij, vast staat dat de F1 thans vrijwel volledig is georganiseerd, dat CZ hiervoor zeer forse investeringen heeft gedaan en dat het in dit stadium (ongeveer één week voor aanvang) alsnog niet doorgaan van de F1 direct zou leiden tot zeer grote schade aan de zijde van CZ. Dat een en ander – zoals ook door CZ is betoogd – vrijwel onomkeerbaar zou leiden tot een faillissement acht de voorzieningenrechter verre van ondenkbeeldig. Ook in aanmerking nemende dat – gelijk hiervoor is overwogen – het rechtmatigheidsoordeel nog volledig open ligt, moet onder deze omstandigheden naar het oordeel van de voorzieningenrechter de belangenafweging in het voordeel van CZ uitvallen.
Is dit wel in lijn met gangbare rechtspraak?
Financieel belang
De bestuursrechter is doorgaans niet zo gevoelig voor financiële belangen als primair argument. Een financieel belang is ook zelden een spoedeisend belang. Dit is vaste rechtspraak. Dit is anders als er sprake is van een actuele financiële noodsituatie of als de continuïteit van de betrokken onderneming wordt bedreigd. Zo’n noodsituatie moet met bewijsmiddelen (financiële informatie, een accountantsverklaring en dergelijke) worden onderbouwd.
In deze uitspraak acht de voorzieningenrechter een faillissement van de vergunninghouder verre van ondenkbeeldig. Uit de uitspraak kan ik niet afleiden of en hoe faillissementsrisico door de vergunninghouder is onderbouwd. Ook blijkt nergens uit wat de gevolgen van een faillissement zouden zijn.
Ondernemersrisico
Bij financiële belangen kijkt de rechter doorgaans of het gestelde risico, onder het ondernemersrisico valt. In het algemeen is het voor rekening en risico van een vergunninghouder, als deze van de vergunning gebruik maakt of met het oog op de vergunning gaat investeren, voordat de vergunning onherroepelijk is [2],[3],[4].
Zuid Kennemerland
Dit klemt te meer daar het hier gaat om een activiteit met direct effect op het Natura 2000-gebied Zuid Kennemerland. Dit gebied is stikstof overbelast. Dat staat al jaren in de gebiedsanalyse. Dit kon de vergunninghouder weten toen hij ging investeren in het evenement. Dit soort wetenschap wordt door rechters altijd betrokken bij de vraag wanneer iets tot het ondernemersrisico wordt gerekend (zie de uitspraken bij de voetnoten).
Pandjesbaas aan de bedelstaf?
Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat er vermogende partijen geïnvesteerd hebben in het evenement, waaronder een ‘prins met 450 pandjes in Amsterdam’ voor wie de bedelstaf niet direct dreigt.
Andere belangen?
Er moeten altijd andere belangen zijn, zoals bijvoorbeeld het ontstaan van een onomkeerbare situatie. Anders dan het faillissementsrisico, zie ik geen onomkeerbare situatie bij de vergunninghouder. De F1 is al eerder verplaatst. Mocht uit de einduitspraak in de bodemzaak blijken dat er geen natuurschade optreedt, dan kan het evenement alsnog plaatsvinden. En misschien zijn dan ook de coronamaatregelen wel opgeheven, zodat volledige bezetting mogelijk is. Ook de termijn kan geen rol spelen. Om een vergelijk te maken: coronamaatregelen zijn een half uur tot 24 uur nadat ze zijn uitgevaardigd, in werking getreden.
Natuurbelang
De stelling van MOB is dat de F1 tot ecologische schade aan het Natura 2000-gebied leidt. Dat lijkt in beginsel onomkeerbaar[5]. Nu zou je kunnen zeggen: op de plaats van een dode plant, groeit te zijner tijd wel weer een nieuwe. Volgend jaar bouwt een nieuw paar vogeltjes, wel weer een nieuw nestje. Wat is het probleem? Laat ik er dit van zeggen: voor mensen worden dergelijke overwegingen in termen van herstel of vervangbaarheid beslist als onethisch beschouwd.
Andere maatregelen
In gevallen waarin schorsingsverzoeken zijn toegewezen, zie ik dat er óf geen onomkeerbare schade ontstaat, óf maatregelen worden getroffen die bijvoorbeeld hinder beperken, of er bijvoorbeeld helemaal geen hinder is. Daarvan is in de onderhavige uitspraak geen sprake. De suggesties die door MOB gedaan zijn om de schade aan de natuur te beperken, blijven buiten beschouwing.
Conclusie
Ik mis in de uitspraak de gebruikelijke, strenge eisen aan de bewijslast van de financiële noodsituatie. Ook mis ik de gebruikelijke toets van onomkeerbaarheid. Mijn indruk is dat de rechter bezweken is onder de maatschappelijke druk om het evenement door te laten gaan. Dat schept een precedent en heeft gevolgen voor toekomstige situaties. Wie betaalt de prijs van de Grand Prix? Laten we het er op houden dat de natuur in Zuid Kennemerland er in elk geval geen winst mee boekt.
Afsluiter
In het huidige rechtssysteem is de mens boven de natuur gesteld (dat wordt ook wel antropocentrisme genoemd). Jessica den Outer in De Correspondent en Hendrik Schoukens (Oikos.be), schrijven over de ontwikkeling om niet alleen rechten aan mensen, maar ook rechten aan de natuur te geven, zodat de natuur beter beschermd wordt. Antropocentrisme tegenover Ecocentrisme. Ecocentrisme staat voor de overtuiging dat de mens deel uitmaakt van een aardse gemeenschap en leeft in een systeem van onderlinge afhankelijkheid, en dus niet dat de mens superieur is aan al het andere dat leeft. De vraag is hoe de uitspraak zou zijn uitgepakt, als het recht ecocentrisch was en aan MOB instrumenten had gegeven om op te komen voor het recht van de natuur.
[1] Bij besluit van 25 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij (CZ) een vergunning verleend op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het in gebruik hebben van Circuit Park Zandvoort (het circuit) alsmede voor het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van een aantal wijzigingen op en rond het terrein van het circuit.
[2] Zie bijvoorbeeld deze uitspraak. Appellante had daarom ten tijde van haar uitbreidingsplannen een zekere mate van voorzichtigheid kunnen en moeten betrachten en zich moeten realiseren dat de uitbreiding voor haar meer dan de gebruikelijke ondernemersrisico’s met zich zou brengen. Dat de bouw van de stal als gevolg van een fout van de gemeente bij het verlenen van de omgevingsvergunning en procedures tegen de verleende omgevingsvergunning vertraging heeft opgelopen, neemt niet weg dat appellante zelf de verantwoordelijkheid draagt voor de risico’s die zij heeft genomen door op dat tijdstip te investeren; het maakt die beslissing niet navolgbaar. Dat niet vast is komen te staan dat appellante voor de peildatum over een vergunning ingevolge de Nbw-vergunning voor het houden van de door haar gewenste dieraantallen beschikte, behoeft geen nadere bespreking aangezien het aan het bovenstaande niets af kan doen.
[3] In deze uitspraak zijn mensen in dienst genomen voor een activiteit, waarvoor later geen vergunning werd verleend: ondernemersrisico.
[4] Ook deze uitspraak is interessant: het behoort ook tot het ondernemersrisico dat een vergunningprocedure voor een monument meer tijd in beslag neemt, met gevolgen voor de bedrijfsvoering.
[5] In deze uitspraak, die gaat over een kapvergunning, wordt bijvoorbeeld de mate van ‘schade’ aan de natuur afgezet tegen de totale aanwezige bomen en is sprake van een herplantplicht.