Onlangs deed een dader aangifte tegen zichzelf. Toen hij naar aanleiding van deze aangifte niet vervolgd werd, klaagde hij hierover bij het Gerechtshof. Wanneer een strafrechtelijk feit niet vervolgd wordt, kan een rechtstreeks belanghebbende daarover beklag doen bij het Gerechtshof (op grond van artikel 12 Wetboek van strafvordering). Meestal wordt dit beklag gedaan door slachtoffers of andere benadeelden. Het is dus opmerkelijk dat deze dader beklag deed dat hij zelf niet vervolgd werd. Dat leverde een opmerkelijke rechtsvraag op: kan een dader als rechtstreeks belanghebbende zijn eigen strafvervolging verlangen?
Casus
De klager in deze zaak had 5 wietplanten voor medicinaal gebruik in zijn tuin staan. Na zijn eigen aangifte werden deze planten in beslag genomen en vernietigd. Het Openbaar Ministerie (OM) besloot het hier bij te laten, omdat het om een ‘gering feit’ gaat. Het klinkt misschien gek: aangifte tegen jezelf, maar de klager had hier een goede reden voor. De medicinale cannabis die hem wordt voorgeschreven, werkt namelijk niet voldoende. Bovendien moet klager het doen met een bijstandsuitkering: de voorgeschreven cannabis is voor hem niet te betalen en wordt ook niet vergoed door zijn zorgverzekering.
Gelet op het voorgaande ging de klager zelf over tot het kweken van cannabis. Maar de gedachte dat hem mogelijk een strafrechtelijke vervolging boven het hoofd hangt, werd de klager te veel. Omdat de klager wilde weten waar hij in de toekomst aan toe is, deed hij aangifte tegen zichzelf. Op deze manier wilde hij over zijn specifieke situatie een uitspraak van de rechter uitlokken.
Beschikking van het Gerechtshof
Het hof doet in een ‘artikel 12-procedure’ geen inhoudelijke uitspraak over de zaak. Wel bekijkt het hof of de klager als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt, zodat de klager om zijn eigen vervolging kan verzoeken. Het hof komt tot de conclusie dat de klager als een rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt en dat hij ook een belang bij strafvervolging heeft.
Het beklag wordt toegewezen: de zaak wordt voor inhoudelijke behandeling voorgelegd aan de strafrechter. Het hof komt onder meer op grond van de bijzondere situatie in dit geval tot deze conclusies. Ook kan het voorleggen van deze casus aan een rechter bijdragen aan de intensieve discussie over het softdrugsbeleid in Nederland. Het hof benadrukt wel dat er met dit oordeel op geen enkele manier een inhoudelijk oordeel wordt uitgesproken over de onderhavige casus. Maar gelet op al het voorgaande, acht het hof het redelijk dat de feitenrechter zal oordelen over de door klager aangevoerde verweren.